Carbid Lampen

Carbidlampen

Verlichten zonder “DRAAD” of “BATTERIJ”

Gedurende de tweede wereldoorlog was het nog niet vanzelf-sprekend dat er overal elektriciteit was. De winteravonden waren koud en lang, dit betekende ook dat het vroeger donker werd. We moeten derhalve wat eerder het licht aansteken. Vandaag de dag is dat geen probleem: we drukken de knop in en we hebben licht, volop licht zelfs. Ook als we de straat op willen gaan kunnen we vrij gemakkelijk licht maken. Maar ook met de fiets vraagt het niet meer dan een druk op de dynamo en we kunnen zien waar we fietsen. Vroeger, 70 à 80 jaar geleden was dit wel wat anders. Toen kende men voor binnen in huis enkel de petroleumlamp en de stallantaarn. En voor de fiets of de koetsen de carbidlamp. Over deze laatste gaat deze pagina.

Bijgaande foto’s toont u een aantal carbidlampen. Het woord carbidlamp zegt al dat hierbij het licht verkregen wordt door middel van carbid. Carbid is een afkorting van Calciumcarbide. Dit is een verbinding van calcium met koolstof, een grauwe vaste stof die gemakkelijk vocht opneemt. Door contact met water vormt die acetyleengas. Op dit gegeven was de cardbidlamp ontwikkeld.

In de onderste ruimte (zie foto) wordt carbid gedaan. En die moest goed droog zijn. Opzij bevond zich het waterreservoir. Middels het kraantje moest men heel voorzichtig wat water toelaten. Door het contact met het water vormde het carbid dan acetyleengas. Dit gas kon slecht langs één kant, de brander eruit. Als men op dat moment langs het glazen deurtje aan de voorkant een brandende lucifer binnen bracht, ontvlamde het gas en had men licht.

Met enige ervaring werd je handig om de toevoer van het water precies te regelen, en bleef de lamp keurig branden. De grootste fout die men kon maken, was te veel water toelaten waardoor het carbid nat werd en “verzoop”. Wanneer zoiets onderweg gebeurde, kon men niets anders dan in het donker  naar huis te fietsen of te lopen. Thuis moest dan de hele troep zuiver gemaakt worden en dat vergde nogal wat tijd. Een ander gevaar was het verstopt raken van de (fijne) kanaaltjes. Toch gebeurde dit vrij regelmatig. Vandaar dat het gebruik van de carbidlamp grote securiteit vereiste en heel wat meer ellende veroorzaakte dan de huidige fietslampen.

Als men in die tijd met de fiets op pad ging en pas in het donker zou terugkomen was het zaak de nodige voorbereidingen te treffen om te voorkomen dat men ’s avonds zonder licht zat. Het enige wat niet als een probleem werd ervaren, was het  op  raken onderweg van het waterreservoir.

Het carbid mag nooit worden achtergelaten, dit is erg slecht voor het milieu.

Urine

De mensen waren ook toen vindingrijk. De heren urineerden gewoon even in de lamp en er zij weer licht. Urine had winters nog het bijkomende voordeel dat als de lamp onderweg bevroor de warme urine het geheel weer in vuur en vlam zette. Omdat urine ook nog van nature enig zout bevat bevroor dit ook nog eens minder snel.  Het verhaal wil dan ook dat een Fransman dit fenomeen voor het eerst ontdekte en zo de gele lampen in de franse auto’s terecht zijn gekomen 🙂

De dames hadden iets minder profijt van deze franse ontdekking want zij waren natuurlijk van nature iets minder goed van de juiste apparatuur voorzien om de carbidlamp te kunnen vullen. De dames kwamen dan ook vaak winters in het donker thuis van hun uitstapje.

Alle nadelen ten spijt gaf de oude carbidlamp desondanks een uitstekende verlichting. De carbidlamp had zelfs nog een paar voordelen ten opzichte van de dynamolamp van nu. Als men van de fiets afstapte en dus stil stond, had men toch nog licht. Zo’n carbidlamp was immers niet afhankelijk van de beweging. En in de winter als men koude handen kreeg bij het fietsen, kon men die verwarmen boven het “hoedje” aan de bovenkant van de lamp (zie onderste foto).